Bart Tromp over zijn grote passie: Opera

 

   

0218 Tromp
'Toen ik dat plastic bekertje door de zaal hoorde rollen was ik definitief verkocht!'
In mijn radikale jeugd was de politicoloog en publicist Bart Tromp zowat de verzinnebeelding van alles wat er volgens mij niet deugde aan de PvdA. Vooral zijn kritische kanttekeningen bij het heilig streven om ‘alle kernwapens de wereld uit’ te helpen ‘om te beginnen bij Nederland’, waren mij een doorn in het oog. Lastig was wel dat hij zo verdomd goed kon schrijven, dus ik verslond zijn ‘reactionaire praat’ in het toenmalige Vrij Nederland desondanks met veel plezier.
Nu ik ouder, rechtser en zelfs PvdA-lid geworden ben, vind ik dat Tromp destijds gelijk had, zoals ik vind dat hij het ook nu nog grotendeels bij het rechte eind heeft.
Om ‘boete te doen’ publiceer ik sinds een jaar of zes Bart’s columns op internet. Een tijdrovende bezigheid, want Bart lijkt op die andere Fries – Simon Vestdijk - die sneller kon schrijven dan God kan lezen. Binnenkort komt daar verandering in, want Bart krijgt een nieuwe website die hij helemaal zelf kan onderhouden.*
Tromp heeft echter nog een andere passie naast de politiek: opera. Hoewel hij deze liefde nooit onder stoelen of banken heeft gestoken, publiceert hij over dat onderwerp aanmerkelijk minder dan over onderwerpen als de laatste variant voor de gekozen burgemeester, of de invasie van Irak. Reden voor een vraaggesprek.
 
Bart doet de deur van zijn woning die achter dikke hagen verscholen ligt aan de Haagse Waalsdorperweg open met een telefoon tegen zijn oor gekneld. Al pratend leidt hij me naar zijn met boeken volgepakte werkkamer. Terwijl Bart één van zijn befaamde koffiebrouwsels gaat fabriceren, heb ik even tijd om me aan een favoriete hobby te wijden: het snuffelen in boekenkasten. Jaloers makend! Op zijn werktafel ligt een gigantische kater te spinnen. Hij viert de terugkeer van Bart en zijn vrouw Willemien van een weekeinde zeilen in Heeg.
 
Je was weer even terug in het Heitelân. Is daar ooit je passie voor opera ontstaan?
Jazeker. Mijn liefde voor de opera is een direct gevolg van het streven naar cultuurspreiding. Je had destijds, we spreken nu alweer over zo’n halve eeuw geleden, Opera Forum, die het Noordoosten van het land moest bedienen. Die opera kwam dus ook bij ons in Sneek, in de bioscoop Amicitia. Je had toen overigens ook nog het Frysk Orkest, dat alle Friese gemeenten afmoest, tot op de eilanden aan toe.
 
Je interesse werd niet van huis uit meegegeven?
Mijn ouders hadden alleen lagere school, maar muziek was niet helemaal afwezig. Mijn moeder speelde piano en zong. En thuis luisterden we naar de radio. Leo Riemens’Gouden Stemmen. Prachtig vonden we dat. Ik zelf speelde ook viool, maar dat is er later – in mijn studententijd – bij ingeschoten.
 
Leefde bij je ouders ook een ‘volksontwikkelingsideaal’?
Nee, geen arbeidersontwikkeling, of zoiets. Ze waren katholiek en volkomen apolitiek, maar muziek had wel hun interesse. Toen mijn moeder me, op mijn twaalfde, meenam naar La Traviata van Verdi betrad ik geen volstrekt nieuwe wereld, maar het was toch wel heel wat anders dan radio! Ik weet het nog precies. Op een gegeven moment werd Violette Valery, een soort dure call girl, toegezongen door haar aanbidder Alfredo Germont. Aan het eind van die aria gooit Alfredo met een zwierig gebaar een glas stuk. Bij Forum gebruikten ze daar geen kristallen champagnefluit voor, maar een plastic bekertje. Toen ik dat plastic bekertje door de zaal hoorde rollen was ik definitief verkocht! De pracht van die opera werd door die knulligheid alleen maar versterkt.
 
Opera is voor mij toch vooral ‘O Saberodosia’ en ‘Janus, Janus, Pak Me Nog een Keer’.
Dat is lange tijd gemeengoed geweest in Nederland. Opera was iets voor Willy Alberti en de Jordaan, waar de fine fleur, die wel massaal naar de Mattheus ging, zijn neus voor ophaalde. Grote operazangers zongen in de negentiende eeuw overigens ook de populaire ‘Napolitaanse Liederen’, die je kunt vergelijken met het repertoire van Alberti. Wat dat betreft was de bouw van de Stopera een keerpunt. Ineens was opera helemaal in en werd operabezoek ook weer wat het vroeger was: een sociale aangelegenheid. De Nederlandse Operastichting is bovendien van absolute wereldklasse!
 
Als ik je stukjes over opera lees, dan gaan die eigenlijk toch weer over politiek. Wat boeit jou het meest: de muziek, of het libretto?
De sociaal-politieke achtergrond van een opera laat zich nu eenmaal beter beschrijven dan de muziek. Het gaat om de combinatie van muziek, drama, emotie. Tijdens de uitvoering is de tekst, zelfs als je de taal machtig bent, of als de tekst vertaald is, grotendeels onverstaanbaar. Daar is overigens door de techniek een grote verandering opgetreden: de autocue! Nu kun je het libretto meelezen. Dat is iets wat indertijd natuurlijk niet kon.
 
Is een opera te vertalen?
In Engeland doen ze dat vrijwel altijd. Het resultaat is niet altijd geweldig, maar ik herinner mij een opvoering van de komische opera La Vie Parisienne van Offenbach in het Nederlands die bijzonder geslaagd was. We verlieten huilend van het lachen de zaal.
 
Toch krijg ik de indruk dat je Verdi vooral waardeert omdat je in hem een politieke geestverwant, een democraat en republikein, herkent.
Hij is vooral een geniaal componist. Het leuke is dat zijn opera Nabucco door het publiek werd herkend als een pleidooi voor de Italiaanse eenwording, terwij hij dat zelf niet zo bedoeld had. Hij had - onbewust – de geest van de tijd geraakt. Die samenhang van nationalisme en opera in de negentiende eeuw is overigens opvallend. In Rusland was de jaarlijkse opvoering van Glinka’s Het Leven voor de Tsaar een uiting van nationale trots. Dat bleef het ook onder Stalin, al hadden ze toen uiteraard de titel veranderd. Die kracht was ook Atatürk opgevallen. Toen hij Ankara tot hoofdstad van Turkije had uitgeroepen was zijn eerste daad het bouwen van een opera!
 
In de vaderlandse geschiedenis is vooral ‘La Muette de Portici’ van Auber beroemd.
Ja, toen die opgevoerd werd in Brussel gaf dat de stoot tot de Belgische opstand tegen Willem I. Ziedaar de kracht van opera!
 
Is het eigenlijk wat, die opera?
Ik heb eerlijk gezegd geen idee. Hij is een paar jaar geleden opgevoerd door een Tilburgs amateurgezelschap, maar toen was ik verhinderd. Het idee van een doofstomme als held in een opera spreekt me overigens wel aan.
 
En vele operahaters met je, denk ik. Maar serieus. De politieke geschiedenis van de Chinese opera heeft ook je interesse.
Je doelt natuurlijk op dat gedoe tijdens de Culturele Revolutie. Wat gewoonlijk ‘Chinese opera’ wordt genoemd, is een kunstvorm die weliswaar op onze opera lijkt, maar die toch een lange eigen voorgeschiedenis kent. Ik vind vooral de introductie van ‘onze’opera in dat soort landen interessant. Die geschiedenis is namelijk onlosmakelijk verbonden met het negentiende eeuws imperialisme en de uitvinding van de stoomboot. Opera vormde het eerste mondiale culturele netwerk. Gezelschappen toerden de hele wereld af. Ze gingen uiteraard naar Noord- en Zuid-Amerika, waar een aan Europa verwante cultuur heerst. Maar de opera volgde ook de handelsstromen en streek neer in enclaves met een grote Europese bevolking, zoals Caïro en Shanghai. De premiere van Aïda was in Caïro!
   Dat intensievere contact met het Verre Oosten veroorzaakte in Europa veel interesse voor de Oosterse cultuur, of wat daar destijds onder verstaan werd. In 1854 was Japan opengegaan voor Westerlingen en dat leidde tot een enorme belangstelling voor alles wat Japans was, de ‘japonoiserie’. Dat drong door in de kunst, bij impressionisten als Van Gogh, maar ook in de opera. Puccini’s Madame Butterfly, dat onlangs nog werd bewerkt tot Miss Saigon, en Iris van Mascagni, zijn daar mooie voorbeelden van.
 
Hoe populair was opera in de negentiende eeuw?
Je moet de sociale functie van de opera van die tijd vergelijken met het voetbal van nu. Het operagebouw was een soort stadion met sky-boxen, waar je moest zijn om je netwerk te onderhouden. Vooral de Parijse opera is daar een mooi voorbeeld van. Daar eisten ze bijvoorbeeld dat in iedere opera een groot ballet voorkwam. Dan konden de heren zich eerst verlustigen aan mooie benen, voordat ze zich met hun relaties terugtrokken aan de bar.
 
Een voorloper van de Folies Bergères?
Dat is nog een interessant punt! Zoals ik al zei zongen die operazangers ook volksliederen. Nadat de opera zich had losgemaakt van het hof en een onderdeel ging uitmaken van de ‘burgerlijke cutuur’ was er sprake van een soort samengang van hoge en lage cultuur. Die scheiding zette pas door met de opkomst van de elektronische versterking in de jaren twintig, want vanaf die tijd hoefden zangers niet meer te kunnen zingen! De zangers konden zich nu geheel aan de hogere cultuur wijden en de crooners vermaakten het gewone volk. De balletten hebben die scheiding gevolgd.
 
Igor Stravinsky en Alban Berg waren elitiar?
Stravinsky wist, dankzij zijn kameleontisch genie nog wel een breed publiek te bereiken, maar je moet constateren dat de twintigste eeuwse muziek zich moeilijker laat zingen.
 
Hebben mensen als Weil en Gershwin de opera voor de ondergang behoed?
Beiden zijn briljante componisten, maar zeker Weil neigt meer naar cabaret. Daar bedoel ik niets negatiefs mee, maar je hebt geen bijzonder geoefende stem nodig om in deDreigroschen Oper te kunnen zingen. Ik heb in Sneek overigens nog meegemaakt dat een zwarte zanger ‘I’ve got plenty of nothing’ uit Porgy and Bess van Gershwin zong. Dat was mijn eerste concert en dat was me wat! De eerste neger in Sneek!
 
Wat me ook interessant lijkt is de revolutie in opnamemogelijkheden. Vanaf wanneer is er sprake van opera op geluidsdragers?
Rond negentienhonderd verschenen de akoustische opnamen, direct geregistreerd op was- en schellakrollen. In de jaren twintig werd dat vervangen door elektronische opnamen ! Het vervolg ken je wel. Dat is van een enorme invloed geweest! De 78-toerenplaat vergrootte het publiek enorm, maar het aanbod was nog beperkt. Het was vooral geschikt voor fragmenten en aria’s, want een beetje symfonie of opera besloeg een plaat of acht.
    Even een anekdote. Mijn radiodebuut maakte ik op mijn achttiende in een soort quizzprogramma, Je Neemt er Wat van Mee, van Theo Eerdmans. Ik trad op als ‘Caruso-kenner’. Ik baseerde mijn kennis op mijn zeer incomplete platencollectie, maar bracht het toch tot de derde ronde. Het gevolg was wel dat ik vanuit het hele land 78-toerenopnamen van Caruso toegestuurd kreeg. Ze kwamen helaas meestal in stukken en brokken bij me aan.
Toen de 33-toerenplaat opkwam ontstond er een geweldige concurrentie op kwaliteit tussen labels als Decca en His Master’s Voice. Hele symfonieorkesten gingen dagen de studio in! Dat was zo kostbaar dat alleen de ‘grootste monumenten’ op plaat terecht kwamen. Nu met de CD-revolutie wordt het weer interessant om al die oude opnamen op te poetsen en opnieuw uit te geven, waardoor het aanbod veel breder wordt. Rossini is herontdekt, evenals Monteverdi. Verdi’s werk is nu vrijwel in zijn volle omvang beschikbaar.
 
Je kunt nu beter van opera genieten dan in de tijd van Verdi zelf?
Zeker! In die tijd werden opera’s soms maar één keer uitgevoerd. Je merkt nu ook dat veel componisten grote delen van hun werk hergebruikten. Vrijwel niemand had het toch eerder gehoord, of was het al weer vergeten!
 
Je houdt ook van Wagner. Ben jij het met de stelling eens dat er sprake is van ‘linkse’ en ‘rechtse’ muziek?
Nee, absoluut niet! Philo Bregstein begon daar ook over bij de presentatie van de herdruk van het boek van Martin van Amerongen over Wagner, De Buikspreker van God, maar ik ben het daar hartgrondig mee oneens. Je hebt natuurlijk de functionele ritmiek van marsen en werkliederen, maar die kunnen zowel een linkse als een rechtse betekenis gegeven worden. Ik moet uiteraard niets hebben van het antisemitisme van Wagner, maar ik vind hem een heel bijzonder componist. George Bernard Shaw beschreef overigens Der Ring des Niebelungen als‘een dodelijke kritiek op het kapitalisme’ en daar zit wel wat in.
 
Opera is niet alleen een museale kunstvorm. Je spreekt zeer lovend over de hedendaagse componist John Adams.
Opera is om twee redenen niet museaal. Ten eerste zijn sommige regisseurs in staat om oude opera’s een nieuwe zeggingskracht te geven – al kan dat ook wel eens verzanden in hemeltergende onbenulligheid – en ten tweede zijn er nog steeds zeer begaafde operacomponisten. Adams is er daar één van. Nixon in China en vooral The Death of Klinghoffer, de man die door Palestijnse terroristen werd vermoord op de Achille Lauro, zijn meesterwerken. Zijn laatste oratorium ‘9/11’ balanceert op het randje van melodrama, maar weet daaraan te ontsnappen.
 
Toch weer politiek?
Maar ook geweldige muziek!
 
Moet opera meer gepromoot worden onder de jeugd?
Cultuur in de brede zin heeft absoluut te lijden onder een totaal gebrek aan politieke belangstelling. De jeugd wordt overspoeld met een diarree van inhoudsloos lawaai, zonder dat ze zelfs maar in staat is zich breder te oriënteren. De oude socialist Boekman noemde het een belangrijk streven van de socialisten om het beste wat de cultuur te brengen had toegankeljk te maken voor ‘het proletariaat’. Dat streven moet weer eens in moderne termen – en daden - worden vertaald!
 
Ga je dan toch maar meer over cultuur schrijven?
Het komende Jaarboek Voor het Democratisch Socialisme, waarvan ik redacteur ben, is niet voor niets geheel gewijd aan cultuurpolitiek. Daarnaast bereid ik een boek voor over het ‘IJzeren Repertoire’, met samenvattingen van de meest invloedrijke opera’s en ben ik bezig met de organisatie van een seminar over ‘Opera en nationalisme in de negentiende eeuw’.
 
Je houdt toch nog wel tijd over voor politiek?
Zolang het in de wereld nog zo’n zooitje is, is dat mijn dure plicht.
Auteur
Willem Minderhout
Verschenen in
De Leunstoel
Datum verschijning
25-08-2005

« Terug naar het overzicht