Angst voor democratie

Angst voor democratie

de voorstellen van De Graaf, zowel wat betreft het kiesstelsel als de gekozen burgemeester, zijn zuiver destructief.

bart tromp

Op de ledenvergadering van de VVD was niet alleen geen enkel enthousiasme te bespeuren over het nieuwe kiesstelsel, zoals verzonnen door Thom de Graaf, minister van Bestuurlijke Vernieuwing. Partijleden die op een vrije dag helemaal naar Bussum waren gekomen, maakten duidelijk dat zij ook niets zagen in het door fractieleider Jozias van Aartsen voorgestane alternatief: een districtenstelsel, zoals dat vóór 1917 in Nederland bestond.

De partijleden toonden daarmee aan over een beter gevoel voor de waarde van politieke democratie te beschikken dan Van Aartsen, want zij zullen wel niet een pas verschenen proefschrift hebben gelezen waarin prettig leesbaar uit de doeken wordt gedaan dat het negentiende-eeuwse districtenstelsel door de toenmalige liberalen werd voorgestaan uit angst voor democratie. In een districtenstelsel, zoals voorgestaan door Van Aartsen (maar ook door Wouter Bos, gelukkig zonder steun van zijn partij) telt immers niet elke stem even zwaar en is het mogelijk met een minderheid aan stemmen een meerderheidsregering te vormen. In de Tweede Kamer vond minister De Graaf een paar weken geleden geen steun voor zijn voorstel tot herziening van het kiesstelsel. Behalve zijn eigen partij zag niemand er wat in, ook niet de twee andere regeringspartijen die zich bij het regeerakkoord wel hebben verplicht tot een niet nader bepaalde wijziging van het kiesstelsel. Zoals ik al eens eerder uiteen heb gezet, scheepte het regeerakkoord De Graaf op met een dilemma. Een radicale wijziging van het kiesstelsel vergt een wijziging van de Grondwet, want die bepaalt dat het kiesstelsel gebaseerd moet zijn op evenredige vertegenwoordiging: elke stem even zwaar als elke andere. Dat is in een districtenstelsel zoals bepleit door van Van Aartsen en Bos (een zonderling erfenisje van Paars) niet het geval. Invoering is dus niet mogelijk zonder wijziging van de Grondwet, met als eis minimaal een tweederde meerderheid in Eerste en Tweede Kamer, na nieuwe verkiezingen. Voor D66 onaanvaardbaar. Het is de vraag of deze partij na de volgende verkiezingen nog wel in de Tweede Kamer is vertegenwoordigd. Begrijpelijk dus dat de partij in het regeerakkoord vastgelegd wilde zien dat een nieuw kiesstelsel en een rechtstreeks gekozen burgemeester gerealiseerd moeten zijn vóór de volgende verkiezingen. Want de Democraten zijn voor niets zo benauwd als een uitspraak van de kiezers. Minder begrijpelijk is dat het CDA en de VVD met deze afspraak akkoord zijn gegaan, temeer omdat deze partijen de kiezers hierover in hun programma’s niets duidelijks in het vooruitzicht hadden gesteld. Het CDA wijst de plannen van De Graaf eveneens af. Maar het wil, net als de VVD (althans Van Aartsen) en de PvdA (althans Bos en fractiewoordvoerder Dubbelboer) toch iets anders. Omdat zij het niet eens zijn over wat dan wel, heeft De Graaf de ruimte om aan zijn eigen malle voorstellen vast te houden met een beroep op het regeerakkoord.Daarmee onderstreept hij de onbenulligheid van zijn voorgenomen wijziging van het kiesstelsel. Vanuit democratisch gezichtspunt is het Nederlandse stelsel van evenredige vertegenwoordiging immers ideaal. Elke stem telt even zwaar en je hoeft maar een kwart van de kiesdeler te halen (zo’n 15.000 stemmen) om in de Tweede Kamer een plaats te krijgen. De voorstellen van De Graaf, zowel wat betreft het kiesstelsel als de rechtstreeks gekozen burgemeester, zijn zuiver destructief. Ze zijn gericht op de verdere ondermijning van politieke partijen, zonder daar een aanvaardbaar alternatief tegenover te stellen. (Tenzij dat alternatief het naar voren duwen van door bepaalde belangengroepen gefinancierde kandidaten is. De LPF pioniert in deze richting.)

Zijn rare kiesstelsel houdt in dat de kiezers twee stemmen krijgen, één op een partij en één op een persoon. Heel ingewikkeld, maar het maakt geen verschil voor de machtsverhoudingen in de Tweede Kamer vergeleken met het bestaande stelsel.

Het biedt dan ook geen enkele oplossing voor een voornaam tekort van het huidige bestel: dat politieke partijen ná de verkiezingen besluiten een regering te vormen, waarover de kiezer dus niets te zeggen heeft gehad. Nog groter is dit tekort geworden door de huidige gewoonte dat politieke partijen die ná de verkiezingen tot regeringssamenwerking besluiten, vervolgens een regeerakkoord sluiten waarop de kiezer geen enkele invloed heeft kunnen uitoefenen.

Voor wie D66 ooit serieus nam is het een vreemd schouwspel: Democraten die de democratie willen verbeteren door de kiezers buitenspel te zetten.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
24-06-2004

« Terug naar het overzicht