Amsterdam en W.F. Hermans

Amsterdam en W.F. Hermans

Grewel zweeg over wat met de boeken moest gebeuren, maar in lijn met haar voorstel moesten deze worden verbrand.

Het is alweer tien jaar geleden dat Willem Frederik Hermans, de grootste van de naoorlogse Nederlandse schrijvers, overleed. Geheel toevallig – neem ik aan – viel zijn sterfdatum ongeveer samen met de aankondiging dat in Amsterdam een monument voor de schrijver zal worden opgericht. (In Groningen, waar hij jaren als lector fysische geografie doceerde en zijn beste werk schreef, lukte dat niet.) Bijna twintig jaar geleden, in 1986, kreeg Hermans van het Amsterdamse gemeentebestuur te horen dat hij voortaan ‘ niet welkom’ was in zijn geboortestad, omdat hij een bezoek aan Zuid-Afrika had gebracht. Daarmee had hij de door dit gemeentebestuur voorgestane ‘culturele boycot’ van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime geboycot. Ed. van Thijn, toen burgemeester van Amsterdam, juicht het plan voor een monument nu toe. In Het Parool komt hij als volgt aan het woord: “De gemeente heeft ooit een conflict met hem gehad… Het was overigens een misverstand.”

Ik herinner mij de affaire enigszins anders. Deze begon ermee dat een PvdA-raadslid van burgemeester en wethouders wilde weten wat het gemeentelijke beleid inhield voor kunstenaars die op ‘een zwarte lijst van de VN’ stonden, omdat ze Zuid-Afrika hadden bezocht. Aangezien Willem Frederik Hermans niet lang tevoren zo’n reis had gemaakt, moest hij wel op die ‘ zwarte lijst’ staan. Het antwoord van b. en w. liet niet lang op zich wachten. In het vervolg zou het gemeentebestuur er alles aan doen om in Amsterdam het optreden van kunstenaars die op die ‘zwarte lijst’ stonden, onmogelijk te maken. Deze vastbesloten stellingname tegen het apartheidsregime zou slechts één uitzondering kennen: als het om boeken van zulke kunstenaars ging, zouden die niet uit de gemeentelijke bibliotheken worden geweerd.

Dit vonden sommige volksvertegenwoordigers overigens veel te slap. Het toenmalige PvdA-gemeenteraadslid Annemarie Grewel pleitte er in de PvdA-fractie voor de romans en essays van Hermans uit de openbare bibliotheken te verwijderen. Ze zweeg over wat met de afgevoerde boeken moest gebeuren, maar in lijn met haar voorstel moesten deze vervolgens verbrand of anderszins onleesbaar gemaakt worden. Had zij de logica niet aan haar kant? ‘Door de boeken van Hermans ongemoeid in de bibliotheken te laten staan, vergroten b. en w. van Amsterdam de overlevingskansen van het blanke minderheidsregime,’ schreef ik (Annemarie Grewel) indertijd. ‘Waarom iemand het spreken, of dirigeren, of zingen, of dansen onmogelijk willen maken, waarom tentoonstellingen willen verbieden, waarom gemeentegebouwen voor zulke kunstenaars sluiten, maar de aankoop en verspreiding van boeken wel toelaten?’

De principiële stellingname van b. en w. werd bekendgemaakt precies één dag nadat een tentoonstelling van foto’s van Hermans in het Stedelijk Museum was afgelopen. Was dat niet het geval geweest, dan hadden burgemeester Van Thijn en zijn wethouders die tentoonstelling voortijdig gesloten. Dat is wat anders dan de gemorfineerde voorstelling van zaken die Van Thijn nu geeft. “Wij hebben Hermans nooit in de ban gedaan. We wilden alleen geen fototentoonstelling van hem subsidiëren. ” In feite staat hier te lezen dat het gemeentebestuur die fototentoonstelling niet zozeer had willen sluiten als wel deze zonder meer onmogelijk had willen maken, door het Stedeljk Museum het geld daarvoor te onthouden. Niets misverstand: moedwil.

De hele affaire kreeg een nog ridiculer karakter toen bleek dat de gemeentebestuurders niet wisten wat die culturele boycot inhield, hoe die ‘ zwarte lijst’ eruitzag en tot stand kwam, en welke legitimiteit die eigenlijk bezat. Velen deden het voorkomen dat Hermans als persoon en kunstenaar ‘ niet welkom’ in Amsterdam was, omdat hij het apartheidsregime steunde. Andere gemeenteraadsleden (en Harry Mulisch) achtten zijn foto’s ‘ van onbeduidende kwaliteit’. Kennelijk hadden zij niet de moeite genomen na te lezen wat de antiapartheidsnota die zij als gemeenteraad hadden aangenomen, inhield. Los daarvan stelde niemand in de lokale volksvertegenwoordiging zelfs maar de vraag of een gemeentebestuur het recht heeft burgers de maat te nemen over hun opvattingen. Niemand! De rechtse partijen, het CDA en de bier- en brulpartijen die de VVD en D66 in de hoofdstad zijn, bleven keurig in de ‘ linkse’ kerk zitten.

Maar volgens het Amsterdamse antiapartheidsbeleid waren de opvattingen van Hermans helemaal niet ter zake. Het ging er louter om dat hij een bezoek aan Zuid-Afrika had gebracht.

Als ik Ed. van Thijn was, zou ik bij de herinnering aan de affaire vuurrood van schaamte worden.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
17-03-2005

« Terug naar het overzicht