Aanpak van bedreigingen

Het Westfaalse systeem kraakt in voegen
Elsevier 20-03-2004

Voorzover er sprake is van internationale orde, is deze gebaseerd op de soevereiniteit van staten. Met de vredesverdragen van Münster en Osnabrück werd deze soevereiniteit in 1648 formeel tot fundament van de internationale betrekkingen verheven. Daarvóór bestond de fictie dat de toenmalige wereld, Europa, één christelijk rijk was. De paus zou dan ook zijn banvloek uitspreken over de verdragen die leidden tot wat nu sinds jaar en dag ‘het Westfaalse systeem’ wordt genoemd. (Buiten Nederland wordt de Vrede van Münster, waarbij er een eind kwam aan de Tachtigjarige Oorlog en de Republiek der Verenigde Nederlanden een onafhankelijke staat werd, met die van Osnabrück samengevat tot de Vrede van Westfalen.) 

Kern van het principe van soevereiniteit is dat staten formeel als gelijkwaardig gelden en de ene staat zich niet mag benoemen met de gang van zaken in een andere. Dat principe is bewaard gebleven tot op de huidige dag, sinds een halve eeuw vastgelegd in artikel 1 van het Handvest van de Verenigde Naties.

Maar het staat om twee verschillende redenen al geruime tijd ter discussie. De eerste is de opmars van de rechten van de mens – een notie die in 1648, en nog lang daarna, niet of nauwelijks bestond, en zeker niet beschouwd werd als een geldige reden om inbreuk op de soevereiniteit van staten te maken.

Dat is veranderd. Grootscheepse aantasting van mensenrechten wordt niet langer beschouwd als een zuiver binnenlandse kwestie. Dat heeft in de jaren negentig twee keer tot een ondubbelzinnige wijze schending van het eerste gebod van het Westfaalse systeem geleid. Eerst in Irak, waar al sinds de Golfoorlog het (Koerdische) Noorden tot verboden gebied voor het Iraakse bewind is verklaard. Een verbod dat met militaire middelen is gehandhaafd. Deze interventie staat echter op gespannen voet met het volkenrecht en het Handvest van de VN. Het tweede geval was het gewapend optreden in NAVO-verband tegen Klein-Joegoslavië teneinde een eind te maken aan de onderdrukking van de Albanese bevolking in de provincie Kosovo. Dit was eveneens in strijd met Handvest en volkenrecht, ook al werd het gedaan met een beroep op noodweer en is de interventie achteraf door de Veiligheidsraad gelegitimeerd. 

Als humanitaire interventie één koevoet is waarmee gewrikt wordt aan de soevereiniteit van staten, dan vormt internationaal terrorisme een tweede. De Amerikaanse regering zette dit onderwerp op de gebruikelijke botte wijze op de politieke agenda door twee jaar geleden een doctrine af te kondigen waar de VS zich het recht voorbehouden om op eigen houtje een oorlog te beginnen tegen elke staat die volgens Washington wel eens een gevaar voor de VS zou kunnen vormen. Dat is volledig in strijd met de regels van het Westfaalse systeem. Over te gaan tot gewapend optreden tegen een tegenstander die op het punt staat je aan te vallen, pre-emptie, (zoals Israel deed in 1967) is één ding. Het is heel iets anders om in algemene zin de mogelijkheid op te eisen om eenzijdig oorlog te gaan voeren.

De rede van de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Dominique de Villepin, vorige week in De Haag voor het Internationaal Strafhof in Den Haag – een bijproduct van de aan het Frankrijk van alpinopetten en pinard uit karton gewijde Boekenweek – was een subtiele interventie in het debat over deze aantastingen van het Westfaalse systeem. De keuze voor het Strafhof (en nog zo’400 genodigden) was overigens op zich al een gebaar, gezien de inspanningen van de VS het hof het werken onmogelijk te maken. 

Villepin onderkende enerzijds dat de vraag naar humanitaire interventie, mondialisering en het daarmee gepaard gaande internationaal terrorisme problemen veroorzaken die binnen het bestaande Westfaalse systeem niet genoegzaam kunnen worden opgelost en bestreden. Maar volgens hem moet een effectievere aanpak van deze nieuwe bedreigingen vorm krijgen door de bestaande internationaljuridische afspraken, verdragen en multilaterale instituties te versterken en aan te passen, niet door ze te passeren en erbuiten om te gaan opereren. Hij noemde allerlei aanzetten in deze richting, zoals democratisering en een grotere en meer representatieve Veiligheidsraad.

Maar de kwadratuur van de cirkel kreeg hij niet rond: hoe het principe van de soevereiniteit van staten te combineren met het recht op humanitaire interventie en een rechtvaardiging van pre-emptieve oorlog. Dat is de grote vraag als het gaat om de toekomst van de internationale orde. 

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
20-03-2004

« Terug naar het overzicht